GASTVRIJHEID

Misschien was het een jaar of drie dat ik in Congo was. Op een goede morgen was ik onderweg met de motor toen deze opeens stil viel. Het was geen groot probleem en met wat geschroef kon ik de zaak weer in orde maken.

Terwijl ik bezig was, kwam er een klein meisje naast me zitten, een kind van een jaar of zes. Monique heette ze en ze maakte een vrolijk praatje met me. Toen ik de motor weer aan de praat had, zei ze me dat ik mijn handen moest wassen en ze nam me mee naar hun huis naast de weg. Haar moeder en zussen waren naar het veld. Ze gaf me een bakje water met wat zeep en wees naar een stoel waarop ik moest gaan zitten om wat te eten.

Even later kwam ze aanhuppelen met een kommetje wriemelende en door elkaar kruipende rupsen. Met kennis van zaken begon Monique dat spul aan een palmriet te rijgen om vervolgens de hele hap te grillen boven een houtvuurtje wat daar zachtjes brandde. Mijn maag schoot naar mijn keel.

Toen bood ze me vol trots haar ‘plat du jour’ aan.

Plotseling schoot haar te binnen dat ze de saus nog vergeten was en rende de hut in om die te gaan zoeken. Vlug probeerde ik de rupsen te delen met de rondlopende kippen, maar ik had pech: Monique kwam weer heel vlug tevoorschijn met haar pili-pili sausje. Wat doe je dan? Ik heb de rupsen maar opgegeten en het meiske straalde! Bon appetit!’ zei ze nog –  het enige Frans wat ze (toen) kende.

Dit voorval laat zien hoe een klein kind een gast ontvangt. Op een manier die niet paste bij deze gast, maar wél op een manier die recht uit het hart kwam.

Daar moest ik aan denken nu velen onder jullie ergens op vakantie zijn geweest, misschien bij mensen met andere gewoonten en culturen als die van ons. Ik hoop dat jullie van de vakantie hebben genoten en dat de herinnering aan andere levenswijzen je blijvend mag inspireren tot begrip voor anders levenden en dat je blik op de maatschappij verruimd mag worden.

Overigens: ik heb rupsen nooit lekker gevonden; maar dat hoefde ook niet.

René Graat mhm

pastoor